Berichten

Een goede titel die je lezer in beweging zet

Een titel is een breed begrip. Breder dan je misschien denkt. Natuurlijk schrijf je er een boven een artikel. Maar je vindt ook een bij een wervende tekst. En de onderwerpregel in een e-mail kun je ook zien als een titel.

 

Met een titel help je je lezer snel te beslissen: moet ik deze tekst nu lezen, later lezen, of niet lezen? Zo is het dus een wegwijzer voor je lezer. Met een titel wil je verleiden én informatie geven. Je wilt je lezer laten doorlezen, je wilt hem in beweging zetten. Hoe kom je nu tot een goede kop?

 

Bij een titel draait het dus om de lezer. Toch worden veel titels en koppen gemaakt vanuit de schrijver. Bekijk de onderwerpen van de e-mails in je inbox maar eens. Hier een paar voorbeelden uit de mijne:

“Onderzoek studenten”
“Nieuws van het coachhuis mei 2013”
“Wil je kijken, 54 sec”.

Als ik deze onderwerpen lees, kan ik niet snel beoordelen of ik die tekst nu moet lezen. Gevolg? Ze staan nog steeds ongelezen in mijn inbox.

 

Ook bij titels van wervende teksten kan het mis gaan: “Ronny Overgoor nodigt u uit”. Het ligt vast aan mij, maar die naam zegt mij niets. Die wervende tekst lees ik dus niet.
Datzelfde geldt voor een artikel met als kop “Get inspired”. Die werkt niet voor mij.  Ik snap niet direct waar het over gaat. En dus haak ik af.

 

Het sleutelwoord voor een goede kop of titel is relevantie. Je krijgt je lezer alleen zover om verder te lezen als hij snapt dat er iets te halen valt. En dat ‘iets’ kan heel concreet zijn. Bijvoorbeeld “3 manieren waarop je als trainer Pinterest kunt gebruiken”. Dat is een prima kop. Als je tenminste weet wat Pinterest is. En als je nog niet weet hoe je het moet gebruiken (maar dat wel wilt).

 

Om te weten wat relevant is voor je lezer, moet je weten voor wie je schrijft. Alleen dan weet je wat je tekst voor hem kan betekenen. Bij een e-mail is dat misschien wel het gemakkelijkst. Zo kun je je lezer bijvoorbeeld helpen door in de onderwerpregel aan te geven wat de lezer met jouw e-mail moet of kan.

Bijvoorbeeld:
Voor dit artikel heb ik de mail met als onderwerp “Onderzoek studenten” even gelezen. Nu weet ik dat een betere onderwerpregel was geweest: “Verslag onderzoek studenten met aanbevelingen | Graag je reactie”. De lezer wacht al bijna een week op mijn reactie.
En
Na het lezen van “Nieuwsbrief coachhuis mei 2013” weet ik dat de boodschap was: “Nieuwe vestigingen coachhuis in Groningen en Zwolle”. Dat was een betere kop geweest, want als ik in die steden nooit werk, had ik die mail niet hoeven te lezen.

 

Wat maakt een titel effectief?

Een effectieve titel:

  1. is relevant: de titel laat zien wat er in de tekst voor interessants te halen valt.
  2. trekt de aandacht: de titel laat zien waarop de lezer kan aanhaken.
  3. is informatie: je lezer moet zich met de titel een beeld kunnen vormen van de inhoud.
  4. is onderscheidend: een effectieve titel laat zien wat de lezer wel en niet krijgt in een tekst.

 

Hoe kom je tot een goede titel?

Als je gaat schrijven, weet je misschien nog niet wat de titel moet zijn. Dan kun je ook prima werken met een werktitel. Vergeet alleen niet je titel te herschrijven als je tekst klaar is. Ik denk dat veel werktitels echte titels worden, omdat de schrijver gewoon vergeet er nog eens naar te kijken.

 

Je kunt ook vooraf een werktitel bedenken. Dat heeft voordelen. Je titel kan namelijk ook structuur geven aan je artikel. Zo schreef ik eens een artikel met tips over hoe je een profiel schrijft. Maar toen ik ging schrijven, merkte ik dat ik vooral aandacht wilde schenken aan wat ik mis zag gaan in profielen. Toen heb ik de titel aangepast naar “De 5 meestgemaakte fouten bij het schrijven van een profiel”. Zo’n titel met een getal en een definitie (valkuilen, tips) geeft aan hoe je je informatie structureert.

 

Probeer maar eens voor jezelf uit wat beter voor jou werkt. Blijf in ieder geval niet hangen op de titel voordat je gaat schrijven. Schrijven is een creatief proces. Het is goed mogelijk dat je tijdens of na het schrijven opeens een ingeving krijgt. Dan schud je die titel zomaar uit je mouw.

 

© Suzanne Meijles

 

Afkortingen: lekker kort en bondig?

Afkortingen bieden uitkomst in e-mails, memo’s en rapporten. Teksten moeten namelijk kort zijn, vinden veel mensen. Op een A4’tje bij voorkeur. En ze mogen niet te veel tijd kosten om te schrijven. Afkortingen zijn lekker kort en kosten weinig tijd om te typen. Toch is het gebruik niet altijd aan te raden…

 

Het is waar dat korte woorden sneller te lezen zijn dan langere woorden. Dat is zeker van belang als je teksten schrijft die van een beeldscherm worden gelezen. Zo kun je beter een woord als ‘websiteteksten’ omschrijven als ‘teksten voor je website’. Wel langer, maar ook duidelijker (en ook sneller te lezen).

 

Afkortingen zijn toch lekker kort?

Nu lijken afkortingen misschien ook korte woorden. Je hoeft immers maar drie of vier letters te typen ‘ivm’ of ‘dmv’ of ‘ihkv’. Maar in werkelijkheid is een afkorting voor je lezer een code die hij moet ontcijferen. Waar staat die afkorting ook alweer voor?

 

Het ontcijferen van een afkorting kost een paar milliseconden als een lezer de afkorting snel herkent. Dat lijkt weinig. Toch kost het meer als je een afkorting leest die minder bekend is. Ook veel afkortingen achter elkaar vertragen het leesproces.

 

Een bijkomend nadeel is dat het gebruik van veel afkortingen gehaast overkomt op je lezer. Afkortingen kunnen je lezer het idee geven dat jij de moeite niet hebt genomen de woorden uit te schrijven. Misschien was je helemaal niet gehaast. Maar een afkorting kan dat wel met zich meebrengen. Schrijf afkortingen dus liever uit.

 

Alle woorden uitschrijven?

Moet je dan alle afkortingen uitschrijven? Nee, hoor! Een handige regel is dat je een afkorting uitschrijft als je de afkorting zou uitspreken als je het zou zeggen. Je schrijft dus ‘in plaats van’ en geen ‘ipv’, want je zegt ook geen ‘ie pee vee’. Maar je schrijft wel btw, want niemand spreekt dat uit als ‘belasting toegevoegde waarde’.

 

Dus wel:         tv, havo, mp3 en sms

Maar niet:      i.t.t., e.e.a, nl., o.i.d, m.i., a.h.w.

 

Natuurlijk zijn er ook afkortingen die in een organisatie heel gewoon zijn om te gebruiken, maar die een lezer (nog) niet kent. Dat kun je oplossen door zo’n woord één keer voluit te schrijven, en daarna de afkorting tussen haakjes te plaatsen.

Het is wel handig de term in een nieuwe paragraaf of in de conclusie wel weer uit te schrijven, om de scannende lezer te helpen. Die heeft de uitleg van de afkorting misschien gemist…

 

Mag je dan in e-mail ook geen afkortingen gebruiken? Die vraag komt standaard op als ik dit onderwerp behandel in een training. Er is natuurlijk geen ‘afkortingenpolitie’; er staat geen straf op het gebruik van afkortingen. Het gaat volgens mij dan ook niet om of je afkortingen wel of niet ‘mag’ gebruiken

 

Volgens mij gaat het erom dat je je bewust bent van je lezer. Je schrijft voor hem (of haar). Je schrijft niet voor jezelf. Een afkorting is dus vooral handig voor jezelf, als je aantekeningen maakt of in je dagboek schrijft bijvoorbeeld. Maar help je lezer! Schrijf afkortingen dus uit als je een tekst de wereld instuurt.

ProTaal – Schepenstraat 86B – 3039 NM – Rotterdam – 010 – 465 77 75 – info@protaal.nl