Wanneer schrijf je een getal in cijfers en wanneer in letters?
Wanneer schrijf je een getal in cijfers en wanneer in letters?
De regels op een rij:
In lopende zinnen schrijf je de volgende getallen voluit:
- 1 tot 20
- tientallen
- honderdtallen
- duizendtallen
Je schrijft getallen als cijfers als je schrijft over eenheden.
Eenheden zijn bijvoorbeeld kilo’s, euro’s en (centi)meters.
Voorbeelden
Je schrijft bijvoorbeeld:
“Ze heeft vier kinderen gekregen.”
“Tweehonderd mensen bezochten onze stand.”
“Van de dertien aanwezigen, meldden zich er drie af.”
Maar
“Ze liep 4 kilometer om thuis te komen.”
“Onze kat woog 8 kilo.”
“De lucht wordt 15 meter bovendaks uitgeblazen.”