Wat je moet doen om je lezer te boeien

Karen van Andel is samensteller van het Radio1-programma Spraakmakers. Vandaag was zij de gast van Janneke van Heugten van Vaker in de media tijdens een medialunch. Het ging over luisteraars en boeien. En wat ze vertelde gaat ook op als je je lezer boeien wilt.

Janneke vroeg wat je vooral NIET moet doen als je als expert aan het woord bent in de uitzending. “Wanneer kom je op de zwarte lijst? Niet te veel je eigen bedrijfsnaam noemen?”

Karen vond een bedrijfsnaam noemen niet zo erg.
Maar sprekers die geen concrete voorbeelden kunnen geven van het onderwerp waar ze over spreken… die nodigen ze meestal geen tweede keer uit.

Radio is een medium waar je je luisteraars moet boeien.
Voor je het weet, schakelen ze over naar een andere zender.

Of zetten ze de radio gewoon uit.
Op televisie is er tenminste nog iets om naar te kijken. Dat heb je op de radio niet.
In een tekst trouwens ook niet. Want daar speelt hetzelfde.
Je lezer is genadeloos in zijn beslissing om verder te lezen of af te haken.

En het probleem is: je weet het niet.
Je weet niet of je lezer blijft lezen tot het einde van jouw tekst.

Je moet dus je lezer boeien.

Een van de dingen die helpen om de aandacht van de lezer bij een tekst te houden, is concreet te schrijven.

 

Voorbeelden van niet concreet schrijven

Je wilt voorbeelden?

Uit een offerte:

Niet zo concreet:

Vóór de sessies worden alle partijen gevraagd vanuit hun perspectief input te leveren over mogelijkheden en onmogelijkheden.

 

Wel concreet:

We vragen alle partijen voor elke sessie een lijst op te stellen van de risico’s en kansen die zij vanuit hun expertise zien.

 

Concreet schrijven betekent dus bijvoorbeeld: beschrijf nauwkeurig wie wat doet. Op die manier kun je je lezer boeien.

De meeste mensen weten wel dat ze actief moeten schrijven, maar bijna alle offertes die ik zie, zijn concreter te maken.

Wil je ook (vaker) concreet schrijven?

Wil je ook wel eens echt werk maken van concreet schrijven? En leren hoe jij je lezer boeien kunt?
Misschien is een in-company training dan iets voor jou en je collega’s.

Alle schrijftrainingen geef ik nu ook online. Mail me gerust als je van gedachten wilt wisselen over een mogelijke training.

schrijven over jezelf

Waarom je niet meteen over jezelf moet schrijven

In sommige teksten moet je iets over jezelf schrijven. Op je website, in een offerte of tijdens een verkooppresentatie bijvoorbeeld.
Vaak gaat dat fout. Lees hier waarom je beter niet meteen over jezelf moet beginnen.

 

Stel je voor dat je een date hebt. Dat kan een romantische date zijn, met iemand die je al tinderend hebt weten te interesseren.

Maar het kan ook zakelijke date zijn, met iemand die je bijvoorbeeld je website wilt laten opknappen.

Eén ding is duidelijk: jullie hebben elkaar nog nooit ontmoet.

Stel je nu eens voor dat je in een grand café zit, met een kopje koffie voor je.

Je ziet je date aankomen door de deur, speurend naar jouw gezicht. Als jullie elkaars blik vangen, zwaai je even.

Je date komt naar je toe gelopen.

Je stelt je voor en hij (of zij) ook. “Ik ben Paul(a).”

 

Daarna blijft je date praten.

“Ik ben mijn websitebedrijf begonnen in 2000 en ik heb vooral klanten in de IT. Mijn klanten vinden me geweldig. Ik heb ook heel veel certificaten gehaald. En ik krijg altijd 5 sterren in werkspot. Verder werk ik het liefst met grote bedrijven, zoals Shell, maar voor kleinere bedrijven voel ik me echt niet te veel, dus ik ben eigenlijk voor iedereen beschikbaar. Mijn slogan is niet voor niets: Een betere website begint bij Paul(a). Ik voel echt dat dit het begin is van een goede relatie waarin ik veel voor jou kan betekenen. Ik weet het zeker.”

Je hebt een paar keer je mond open gedaan en geprobeerd ertussen te komen. Tevergeefs.

Wat denk jij? Hoe groot is de kans dat Paul(a) en jij inderdaad een relatie aangaan?

Hoewel de kans vast niet helemaal 0% is, schat ik de kans laag in.

Niemand houdt van mensen die alleen maar over zichzelf wauwelen.

Te veel over jezelf schrijven, meteen aan het begin

Toch is dit precies wat er veel gebeurt in zakelijke teksten.

Je ziet het op websites: “Welkom bij ABC bouwbedrijf. Wij zijn een bladiebla bouwbedrijf met 100 jaar ervaring”.

En in offertes met als eerste hoofdstuk “Over ons”.

En in verkooppresentaties waarin Even voorstellen de titel van de tweede dia is (na de titeldia).

Onder deze koppen komt een blurb die vergelijkbaar is met het verhaal van Paul(a) uit het voorbeeld.

Allemaal met de deur in huis, pratend over zichzelf. Over jezelf schrijven, vinden de meeste mensen lastig, maar ze doen het aan de lopende band.

 

In het echte leven doet bijna niemand dit

Iets wat ze ‘in het echt’, met een levend mens voor zich, nooit zouden doen. Ze kijken wel uit.

Dan stellen ze vragen, maken contact met hun potentiële klant. Ze zorgen ervoor dat hun klant zich speciaal voelt.

Dat is slim, want als klanten zich bij jou speciaal voelen, kiezen ze eerder voor jou.

Dat geldt niet alleen in romantische relaties, maar ook in zakelijke relaties.

En niet alleen als je met iemand in één ruimte bent, maar ook als je schrijft. Op je website. In je offerte. In je pitch.

 

Confronterend maar waar

Dit is nou precies zo’n onderwerp waarvan deelnemers in mijn training zeggen: “Ik vind het confronterend dat ik dit niet zelf heb bedacht.”

Toch is het niets om je voor te schamen. Er was een tijd dat beginnen over jezelf in een tekst normaal was. Maar de tijden zijn veranderd.

Klanten van nu zijn veeleisender. Ze willen onverdeelde aandacht van jou. Ze verwachten maatwerk van je.

Als je nu niet 100% op je klant gericht bent, kun je wel inpakken. Voor jou 10 anderen die wel klantgericht zijn.

Het is echt niet heel ingewikkeld om die klant het gevoel te geven dat hij speciaal is in je tekst. Zelfs zonder dat het jou veel extra tijd kost.

Daarom gaat in alle schrijftrainingen die ik geef, een deel over klant- en lezergerichtheid.

 

Oprechte interesse in je lezer laten zien in je tekst

Het is trouwens helemaal geen trucje. Maar over jezelf schrijven vraagt wel om oprechte interesse in je lezer.

Ben jij echt geïnteresseerd in je potentiële klanten? En wil je weten hoe je dat in je teksten laat zien?

Misschien is een schrijftraining dan een goed idee. Over websiteteksten of offertes. Of over verkooppresentaties bijvoorbeeld.

Mail me gerust om een afspraak te maken.

Dan maken we kennis, ontdekken welke wensen je precies hebt en of ik daarin iets kan betekenen. En als het antwoord daarop nee is, zeg ik dat natuurlijk ook eerlijk.

5 vragen waarmee je goede tekstfeedback geeft

Je hebt vaker met tekstfeedback te maken dan je misschien denkt:

 

Je collega vraagt of je nog even naar zijn voorstel wilt kijken dat hij de directeur wil sturen.

Een vriendin vraagt of je wilt meelezen met haar sollicitatiebrief.

Je schrijft met een collega samen aan een opdracht en je ontvangt zijn eerste opzet met de vraag wat jij ervan vindt.

 

Dit zijn allemaal momenten waarop je gevraagd wordt om tekstfeedback.

Tekstfeedback?

Wat is dat precies?

 

Lees meer

Beter schrijven door slimmer lezen

Je wilt beter schrijven. Want je vindt je teksten niet helemaal top. Of, zoals dat zo mooi heet, er is ruimte voor verbetering. En je besluit tijd en energie te steken in beter schrijven. Hoe pak je dat dan aan?

Lees meer

Hun of hen?

Veel schrijvers vermijden het woord hun. Ze zijn er bang voor geworden, omdat je het h-woord ook verkeerd kunt gebruiken. Wil je weten hoe je hun goed gebruikt? En wanneer je hen gebruikt? Lees dan verder.

 

Lees meer

Leuk schrijven? Doe maar niet.

“Ik zou zo graag LEUK willen schrijven,” dat verzuchten mensen vaak als ik vertel dat ik schrijftrainer ben. Ik snap dat. Iedereen leest graag leuke teksten. Maar wat is leuk? Is dat een tekst met humor? Of gewoon een aantrekkelijke tekst? Actief schrijven is meestal belangrijker.

Voor de meeste lezers hoeft een tekst echt niet leuk te zijn. De meeste lezers zijn al blij als een tekst helder is. Wat heeft een tekst nodig om helder én aantrekkelijk te zijn? Ik geef je in dit artikel een superslimme tip (met voorbeelden) die je meteen bij je volgende tekst kunt inzetten.

 

Eerst moeten we het even hebben over onaantrekkelijke teksten. Die teksten zijn saai, langdradig, wollig, heeft lange zinnen en geen foto’s of tekeningen. Bij een onaantrekkelijke tekst moet je als lezer je best doen om de inhoud van de tekst te begrijpen. Kortom, een onaantrekkelijke tekst maakt het de lezer moeilijk.

 

Als de tekst niet heel belangrijk is, stoppen we met lezen. In een gesprek zouden we wellicht beleefd wachten totdat de ander is uitgesproken. Bij een tekst kan de lezer afhaken wanneer hij wil. Zonder dat jij het door hebt.

Als een tekst wel belangrijk is, bijvoorbeeld een hypotheekakte die je moet ondertekenen, dan ploeteren we door de tekst. Af en toe roepen we een scheldwoord.

 

Hoe zorg je voor een tekst die lekker leest?

De meesten van ons schrijven geen hypotheekstukken. Misschien schrijf je wel af en toe een memo of notitie, als iemand je vraagt je goede idee ‘even op papier te zetten’. Of je schrijft een persbericht. Of je wilt klanten uitnodigen voor een evenement. Allemaal teksten waarin je bevangen kunt worden door het ‘help, dit is niet leuk genoeg’-syndroom. Wat nu?

 

Gebruik 1 actief werkwoord per zin

Actief schrijven zorgt voor lekker lopende zinnen. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende twee zinnen:

  1. Jan de Bie en Maria Zilver hebben toegezegd vanaf 1 april toe te willen treden tot het bestuur van ABC.
  2. Jan de Bie en Maria Zilver versterken vanaf 1 april 2017 het bestuur van ABC.

 

Maak eens een filmpje in je hoofd van zin (a). Ik zie een foto waarop Jan en Maria schoorvoetend ja zeggen tegen een bestuurslidmaatschap (“Oké dan, we worden wel bestuurslid.”).

Nu een foto van zin (b). Het werkwoord versterken is niet alleen korter, maar ook veel actiever dan hebben toegezegd toe te willen treden uit zin (a). Als ik me die zin voorstel, zie ik dat Jan en Maria duidelijk zin hebben om het bestuur te ondersteunen.

 

actief schrijvenEen actief werkwoord is dus een werkwoord waarvan je gemakkelijk een voorstelling kan maken in je hoofd. Een foto, of een filmpje. Actief schrijven betekent dat je actieve werkwoorden gebruikt die een tekst kleuren en zorgen voor een heldere toon.

 

Soms zijn werkwoorden overigens incognito. Dan zijn ze ‘verbouwd’ tot zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld de start komt van het werkwoord starten; de uitbreiding komt van het werkwoord uitbreiden.

 

Als je het zelfstandig naamwoord in een zin gebruikt, heb je een extra (meestal nietszeggend) werkwoord nodig om dat zelfstandig naamwoord activiteit in te blazen. Kijk maar:

 

  1. De start van het evenement vindt plaats op 31 maart.
  2. Het evenement start op 31 maart.

 

Te veel werkwoorden in een zin zorgen voor een te genuanceerde tekst waarmee je nog alle kanten op kunt. (Vandaar dat juristen er waarschijnlijk erg van houden.)

Je tekst kan namelijk vaak prima zonder de werkwoorden zullen, gaan, kunnen en willen.

 

Bijvoorbeeld:

  1. In maart zullen we de resultaten bekend maken.
  2. In maart publiceren we de resultaten.

 

Zin (b) is weliswaar stelliger, maar als lezer heb ik er na de tweede zin meer vertrouwen in dat ik in maart de resultaten zie.

 

Actief schrijven is minder werkwoorden gebruiken. Met minder werkwoorden maak je het je lezer gemakkelijker je tekst te lezen. Eén actief werkwoord per zin is een eerste stap naar een aantrekkelijke tekst!

Wanneer formeel of informeel schrijven?

Lang geleden schreef ik een blog over of je moet kiezen voor ‘u’ of ‘je’ op je website. Maar hoe zit het met formeel of informeel schrijven in andere teksten? Wanneer kies je voor een formele en wanneer voor een informele toon? Het antwoord is niet simpel, maar als je de volgende vragen beantwoordt voordat je gaat schrijven, kom je tot de juiste beslissing.

 

Vraag 1: Wie is je lezer?

Een vraag die je bij elke tekst moet beantwoorden: voor wie schrijf je? Dat bepaalt voor een groot deel of je formeel of informeel schrijft. Je schrijft immers niet voor jezelf, maar voor ‘hem’. Die ideale lezer.

 

Er zijn waarschijnlijk weinig jongeren zijn die het erg vinden als je hen met ‘je’ aanspreekt, maar onder 50+’ers is de kans groter dat je iemand treft die je antwoordt ‘dat jullie toch niet met elkaar hebben geknikkerd’.

 

Daarnaast is het vooral van belang welke band je met je lezer hebt. Kennen jullie elkaar? Dan schrijf je waarschijnlijk informeler dan als je elkaar nog nooit gezien hebt.

 

Als je spreekt, schakel je ook in toon. Bij een eerste ontmoeting praat je anders met een gesprekspartner dan als je een oude vriend tegenkomt. Zo werkt het ook als je schrijft.

 

Vraag 2: Wat is het doel van de tekst?

Schrijf je een brief waarmee je een verhuurder laat weten dat je je huurcontract wilt opzeggen? Of wil je klanten enthousiasmeren om naar de klantendag te komen? Een tekst die als doel heeft lezers te enthousiasmeren of te overtuigen, is in de regel (iets) informeler dan teksten die puur informatief zijn.

 

Vraag 3: Hoe informeel ben jij?

Je denkt ook na over hoe je – als afzender – wilt overkomen. Ben je een jonge vormgever, dan verwacht de lezer waarschijnlijk een informelere toon van je dan als je namens een advocatenkantoor schrijft. De juiste toon heeft dus niet alleen te maken met leeftijd, eerder met context.

Vraag 4: Welk medium gebruik je om te schrijven?

Een formele What’sApp is gek. Net zo gek als het zou zijn als je een informele brief van de gemeente over het herinrichten van de straat waar je woont. Bij een informeel medium past een informele toon. Een e-mail is informeler dan een brief. Een What’sApp is informeler dan een e-mail.

 

Vraag 5: Wat versta jij precies onder formeel of informeel schrijven?

De hamvraag is misschien wel wat jij vindt wat formeel of informeel schrijven is. Het is niet per definitie zo dat een een tekst waarin je ‘u’ gebruikt direct formeel is en een tekst met ‘je’ informeel. Natuurlijk doet de aanspreekvorm iets met de tekst, maar niet alles.

Ook de woorden die je kiest, maken de tekst formeel of informeel. Het woord ‘echter’ bijvoorbeeld is een echt schrijfwoord. Er zijn maar weinig mensen die het woord gebruiken als ze spreken. Daarmee wil ik niet zeggen dat je zou moeten schrijven zoals je praat. Maar een tekst wordt vaak wel leesbaarder als je ‘opgepoetste spreektaal’ gebruikt. Dus liever ‘maar’ dan ‘echter’, en liever ‘als’ dan ‘indien’.

 

Een voorbeeld over formeel of informeel schrijven

Een voorbeeld van een formeel intro in een offertetekst:

Geachte heer De Vries,

Naar aanleiding van ons prettige onderhoud d.d. 24 oktober jl. doe ik u de offerte toekomen inzake project X.

 

 

Hetzelfde voorbeeld maar dan informeel:

Hallo Piet,

Wat een tof gesprek hadden we met elkaar afgelopen maandag over project X! De offerte met wat we voor jullie kunnen doen, zit in de bijlage.

 

Ik denk dat er ook nog een derde variant is, die je vrijwel altijd kunt gebruiken: de zakelijk-neutrale toon:

Beste Piet,

Afgelopen maandag 24 oktober, spraken wij over project X. Je vertelde ons over de uitdagingen die jullie in dit project zien. We denken graag met jullie mee. In de bijlage vind je de offerte met ons plan van aanpak.

 

Of, dezelfde tekst maar dan in de ‘u’-vorm:

Geachte heer De Vries,

Afgelopen maandag 24 oktober, spraken wij over project X. U vertelde ons over de uitdagingen die ADBC in dit project ziet. We denken graag met u mee. In de bijlage vindt u de offerte met ons plan van aanpak.

 

Als je de vragen uit dit artikel naast de laatste versie legt, dan krijg je de volgende antwoorden:

Vraag 1: Wie is hier de lezer? – dat is niet helemaal duidelijk. In ieder geval Piet de Vries met wie je het gesprek hebt gehad. Maar offertes leven in organisaties vaak een eigen leven: die worden doorgestuurd. Naar managers, naar beslissers. Dan is een informele toon misschien niet zo handig. Dan denken ze misschien dat er sprake is van handel onder vriendjes.

 

Vraag 2: Wat is het doel van de tekst? – het doel is de lezer te overtuigen. In de eerste plaats te overtuigen om door te lezen. In de tweede plaats om je voorstel aan te nemen. Enthousiasme is dus wel op z’n plaats. Een heel formele toon (zoals in het eerste voorbeeld) mist dat enthousiasme.

 

Vraag 3: Wie ben jij? – Je ziet jezelf als een zakelijk partner van de organisatie van De Vries. Je wilt in een offerte graag deskundig overkomen en vertrouwen wekken. Te joviaal taalgebruik (zoals in het tweede voorbeeld) is dan minder gepast.

 

Vraag 4: Welk medium gebruik je om te schrijven? – een offerte is een officieel document. Steeds vaker worden offertes digitaal verstuurd, maar wel als pdf, zodat het er op een beeldscherm ook uitziet als een brief. Ik denk dat een zakelijke toon hier op zijn plaats is.

 

Kortom, een zakelijk-neutrale toon met een vleugje enthousiasme lijkt me hier de beste keus.

 

Bij welke teksten twijfel jij wel eens of je formeel of informeel moet schrijven? Laat het me weten in de opmerkingen hieronder, dan denk ik graag met je mee.

 

© Suzanne Meijles

 

Een goede titel die je lezer in beweging zet

Een titel is een breed begrip. Breder dan je misschien denkt. Natuurlijk schrijf je er een boven een artikel. Maar je vindt ook een bij een wervende tekst. En de onderwerpregel in een e-mail kun je ook zien als een titel.

 

Met een titel help je je lezer snel te beslissen: moet ik deze tekst nu lezen, later lezen, of niet lezen? Zo is het dus een wegwijzer voor je lezer. Met een titel wil je verleiden én informatie geven. Je wilt je lezer laten doorlezen, je wilt hem in beweging zetten. Hoe kom je nu tot een goede kop?

 

Bij een titel draait het dus om de lezer. Toch worden veel titels en koppen gemaakt vanuit de schrijver. Bekijk de onderwerpen van de e-mails in je inbox maar eens. Hier een paar voorbeelden uit de mijne:

“Onderzoek studenten”
“Nieuws van het coachhuis mei 2013”
“Wil je kijken, 54 sec”.

Als ik deze onderwerpen lees, kan ik niet snel beoordelen of ik die tekst nu moet lezen. Gevolg? Ze staan nog steeds ongelezen in mijn inbox.

 

Ook bij titels van wervende teksten kan het mis gaan: “Ronny Overgoor nodigt u uit”. Het ligt vast aan mij, maar die naam zegt mij niets. Die wervende tekst lees ik dus niet.
Datzelfde geldt voor een artikel met als kop “Get inspired”. Die werkt niet voor mij.  Ik snap niet direct waar het over gaat. En dus haak ik af.

 

Het sleutelwoord voor een goede kop of titel is relevantie. Je krijgt je lezer alleen zover om verder te lezen als hij snapt dat er iets te halen valt. En dat ‘iets’ kan heel concreet zijn. Bijvoorbeeld “3 manieren waarop je als trainer Pinterest kunt gebruiken”. Dat is een prima kop. Als je tenminste weet wat Pinterest is. En als je nog niet weet hoe je het moet gebruiken (maar dat wel wilt).

 

Om te weten wat relevant is voor je lezer, moet je weten voor wie je schrijft. Alleen dan weet je wat je tekst voor hem kan betekenen. Bij een e-mail is dat misschien wel het gemakkelijkst. Zo kun je je lezer bijvoorbeeld helpen door in de onderwerpregel aan te geven wat de lezer met jouw e-mail moet of kan.

Bijvoorbeeld:
Voor dit artikel heb ik de mail met als onderwerp “Onderzoek studenten” even gelezen. Nu weet ik dat een betere onderwerpregel was geweest: “Verslag onderzoek studenten met aanbevelingen | Graag je reactie”. De lezer wacht al bijna een week op mijn reactie.
En
Na het lezen van “Nieuwsbrief coachhuis mei 2013” weet ik dat de boodschap was: “Nieuwe vestigingen coachhuis in Groningen en Zwolle”. Dat was een betere kop geweest, want als ik in die steden nooit werk, had ik die mail niet hoeven te lezen.

 

Wat maakt een titel effectief?

Een effectieve titel:

  1. is relevant: de titel laat zien wat er in de tekst voor interessants te halen valt.
  2. trekt de aandacht: de titel laat zien waarop de lezer kan aanhaken.
  3. is informatie: je lezer moet zich met de titel een beeld kunnen vormen van de inhoud.
  4. is onderscheidend: een effectieve titel laat zien wat de lezer wel en niet krijgt in een tekst.

 

Hoe kom je tot een goede titel?

Als je gaat schrijven, weet je misschien nog niet wat de titel moet zijn. Dan kun je ook prima werken met een werktitel. Vergeet alleen niet je titel te herschrijven als je tekst klaar is. Ik denk dat veel werktitels echte titels worden, omdat de schrijver gewoon vergeet er nog eens naar te kijken.

 

Je kunt ook vooraf een werktitel bedenken. Dat heeft voordelen. Je titel kan namelijk ook structuur geven aan je artikel. Zo schreef ik eens een artikel met tips over hoe je een profiel schrijft. Maar toen ik ging schrijven, merkte ik dat ik vooral aandacht wilde schenken aan wat ik mis zag gaan in profielen. Toen heb ik de titel aangepast naar “De 5 meestgemaakte fouten bij het schrijven van een profiel”. Zo’n titel met een getal en een definitie (valkuilen, tips) geeft aan hoe je je informatie structureert.

 

Probeer maar eens voor jezelf uit wat beter voor jou werkt. Blijf in ieder geval niet hangen op de titel voordat je gaat schrijven. Schrijven is een creatief proces. Het is goed mogelijk dat je tijdens of na het schrijven opeens een ingeving krijgt. Dan schud je die titel zomaar uit je mouw.

 

© Suzanne Meijles

 

Afkortingen: lekker kort en bondig?

Afkortingen bieden uitkomst in e-mails, memo’s en rapporten. Teksten moeten namelijk kort zijn, vinden veel mensen. Op een A4’tje bij voorkeur. En ze mogen niet te veel tijd kosten om te schrijven. Afkortingen zijn lekker kort en kosten weinig tijd om te typen. Toch is het gebruik niet altijd aan te raden…

 

Het is waar dat korte woorden sneller te lezen zijn dan langere woorden. Dat is zeker van belang als je teksten schrijft die van een beeldscherm worden gelezen. Zo kun je beter een woord als ‘websiteteksten’ omschrijven als ‘teksten voor je website’. Wel langer, maar ook duidelijker (en ook sneller te lezen).

 

Afkortingen zijn toch lekker kort?

Nu lijken afkortingen misschien ook korte woorden. Je hoeft immers maar drie of vier letters te typen ‘ivm’ of ‘dmv’ of ‘ihkv’. Maar in werkelijkheid is een afkorting voor je lezer een code die hij moet ontcijferen. Waar staat die afkorting ook alweer voor?

 

Het ontcijferen van een afkorting kost een paar milliseconden als een lezer de afkorting snel herkent. Dat lijkt weinig. Toch kost het meer als je een afkorting leest die minder bekend is. Ook veel afkortingen achter elkaar vertragen het leesproces.

 

Een bijkomend nadeel is dat het gebruik van veel afkortingen gehaast overkomt op je lezer. Afkortingen kunnen je lezer het idee geven dat jij de moeite niet hebt genomen de woorden uit te schrijven. Misschien was je helemaal niet gehaast. Maar een afkorting kan dat wel met zich meebrengen. Schrijf afkortingen dus liever uit.

 

Alle woorden uitschrijven?

Moet je dan alle afkortingen uitschrijven? Nee, hoor! Een handige regel is dat je een afkorting uitschrijft als je de afkorting zou uitspreken als je het zou zeggen. Je schrijft dus ‘in plaats van’ en geen ‘ipv’, want je zegt ook geen ‘ie pee vee’. Maar je schrijft wel btw, want niemand spreekt dat uit als ‘belasting toegevoegde waarde’.

 

Dus wel:         tv, havo, mp3 en sms

Maar niet:      i.t.t., e.e.a, nl., o.i.d, m.i., a.h.w.

 

Natuurlijk zijn er ook afkortingen die in een organisatie heel gewoon zijn om te gebruiken, maar die een lezer (nog) niet kent. Dat kun je oplossen door zo’n woord één keer voluit te schrijven, en daarna de afkorting tussen haakjes te plaatsen.

Het is wel handig de term in een nieuwe paragraaf of in de conclusie wel weer uit te schrijven, om de scannende lezer te helpen. Die heeft de uitleg van de afkorting misschien gemist…

 

Mag je dan in e-mail ook geen afkortingen gebruiken? Die vraag komt standaard op als ik dit onderwerp behandel in een training. Er is natuurlijk geen ‘afkortingenpolitie’; er staat geen straf op het gebruik van afkortingen. Het gaat volgens mij dan ook niet om of je afkortingen wel of niet ‘mag’ gebruiken

 

Volgens mij gaat het erom dat je je bewust bent van je lezer. Je schrijft voor hem (of haar). Je schrijft niet voor jezelf. Een afkorting is dus vooral handig voor jezelf, als je aantekeningen maakt of in je dagboek schrijft bijvoorbeeld. Maar help je lezer! Schrijf afkortingen dus uit als je een tekst de wereld instuurt.

Een artikel afsluiten, hoe doe je dat?

Er is weinig zo erg als een artikel zonder einde. Natuurlijk moet je een artikel afsluiten, denk je misschien. Maar in de praktijk eindigen veel artikelen heel abrupt, de lezer in vertwijfeling achter latend of hij misschien iets gemist heeft … Hoe kom je tot een goed slot van je artikel? Ik geef je graag een paar tips.

 

De twee moeilijkste alinea’s om te schrijven in een artikel zijn de eerste en de laatste alinea.

Aan de eerste alinea besteed ik veel tijd in mijn schrijftrainingen, maar hier vind je alvast wat tips voor de laatste alinea van een artikel. Die laatste alinea is niet te vergelijken met de laatste alinea van een rapport of memo. Daar verwacht de lezer in de laatste alinea een samenvatting en een conclusie.

 

Een artikel afsluiten met een samenvatting is niet zo geschikt.

Voor je lezer is het vaak mosterd na de maaltijd: hij heeft – als het goed is – net je hele artikel gelezen en heeft je boodschap nog helder voor de geest. Als je dan nog eens een opsomming geeft van de belangrijkste punten, is dat slaapverwekkend.

 

Weinig sprankelend artikel afsluiten

Ik kwam de onderstaande laatste alinea tegen in een artikel over wanbetalers:

Slecht betalende klanten en lange betalingstermijnen kunnen jaarlijks een aanzienlijke schadepost voor uw onderneming betekenen. Het lang openstaan van vorderingen heeft directe gevolgen voor de liquiditeit van uw onderneming. Ook kan het voorkomen dat rekeningen helemaal niet worden betaald, waardoor uw winstprognose opeens omslaat in een daadwerkelijk verlies! Hoewel er altijd hardnekkige wanbetalers zullen blijven bestaan, kan een goed uitgestippeld debiteurenbeleid de schade aanzienlijk beperken.

 

Het is een samenvattende alinea van alle punten die verder in het artikel werden genoemd. Een weinig sprankelend einde …

 

Hoe sluit je een artikel dan wel goed af? Dat hangt een beetje af van het soort artikel dat je schrijft. Hieronder beschrijf ik vijf manieren om een artikel af te sluiten.

 

1. De maakt-de-cirkel-rond-afsluiting

Deze afsluiting verwijst naar iets wat je in de inleiding hebt genoemd. Als je in de intro een vraag hebt gesteld, kun je als afsluiting het antwoord geven. Zo maak je het verhaal rond.

Als voorbeeld hiervan laat ik je graag de eerste zin lezen van de intro van een column van Karen Romme in het FD:

Een van de moeilijkste aspecten van ondernemen is dat je veel vaker moet kiezen dan mensen in loondienst.

Die beginzin verbindt ze mooi met de eerste zinnen van de slotalinea:
Maar over al die onderwerpen komen geen columns. Ik heb andere keuzes gemaakt en dit is mijn laatste voor Het Financieele Dagblad. Dat is niet mijn eigen keuze. Maar soms ben je als ondernemer blij als anderen voor je kiezen. (…)

 

 2. De oproep-tot-actie-afsluiting

De oproep tot actie mag niet ontbreken in een wervend artikel. In een wervend artikel schrijf je over een veelvoorkomend probleem. Je kunt zo’n artikel eindigen met wat een lezer moet doen om dat probleem op te lossen.

Ik vond het volgende voorbeeld in een artikel van een counsellor over stress bij (startende) ondernemers:

Zou jij graag willen weten wat je gevoel jou eigenlijk wil ‘wijsmaken’? Neem dan eens een kijkje in het boek ‘Geweldloze Communicatie’ van Marshall Rosenberg. Of ga eens praten met een counsellor bij je in de buurt. Counsellors zijn gespecialiseerd in het verwoorden en verbinden van gevoelens aan behoeften en dit kan je wellicht veel duidelijkheid en ordening opleveren.

De vraag die de schrijver stelt is misschien niet de meest wervende, maar de oproep tot actie staat er wel. Er staan er zelfs twee! Als jij een wervend artikel schrijft, beperk je dan tot één oproep tot actie, zodat je lezer precies weet wat hij moet doen.

 

3. De afsluiting met een prikkelende stelling

Een artikel afsluiten met een stelling zet de lezer aan het denken. Dit einde kun je bijvoorbeeld gebruiken bij een betogend of opiniërend artikel.

In een artikel over zorgtaal las ik bijvoorbeeld deze laatste alinea:

Maar het toppunt van taalziekte in de zorg is een uitspraak van een beleidsmedewerker van zorgondernemersorganisatie ActiZ. In het jargon van deze zorgonderneming liggen mensen in een verpleeghuis niet meer op sterven. Nee, deze stervende mensen hebben ‘het einde van hun zorgcarrière bereikt’. Hier is de mens verworden tot een vinkje in een computersysteem. Hier is elke warmte uitgeperst. Niet alleen patiënten zijn ziek in de zorg.

 

 

4. De succes-ermee-afsluiting

Je kunt een tips- of instructieartikel afsluiten met een wens of het uitspreken van hoop. Met een tipsartikel geef je je lezer een aantal adviezen, waarmee je hoopt dat hij of zij er zijn of haar voordeel mee kan doen. Met die hoop kun je ook eindigen:

Ik wens je veel succes bij een effectieve start van innovatie in jouw organisatie.

Het is misschien niet de meest flitsende afsluiting, maar wel een waarmee je je lezer laat zien dat je het artikel voor hem hebt geschreven.

 

5. De vraag-afsluiting

Net als een prikkelende stelling zorgt een vraag ervoor dat de lezer gaat nadenken. Je kunt kiezen voor een echte vraag of voor een retorische vraag, waarbij je eigenlijk geen antwoord verwacht. De vraag als einde kun je vrijwel bij elk soort artikel gebruiken.

Ik kwam een artikel tegen over impact die privéberichten op sociale media kunnen hebben op de organisatie met deze laatste zinnen:

Wat is uw mening? Betreft het hier privézaken of is ingrijpen nodig? En wie moet daarover een beslissing nemen binnen de organisatie? Heeft u al ervaring met dergelijke situaties?

Ik vind dat er hier te veel vragen achter elkaar worden gesteld. Ik weet als lezer eigenlijk niet meer over welke vraag ik nu moet nadenken. Maar ik word wel geprikkeld door de vragen.

 

Bij een nieuwsartikel is die laatste alinea trouwens gemakkelijk: een nieuwsbericht heeft geen afsluitende alinea. Daarin moet de laatste alinea eenvoudig weggelaten kunnen worden, want het belangrijkste nieuws staat in het begin van het artikel.

Waarschijnlijk heb je een voorkeur voor een bepaalde afsluiting. Misschien nodigen bovenstaande afsluitingen je uit om eens een ander einde aan je artikel te schrijven?

 

Ik lees graag wat jouw ervaringen zijn als je deze tips toepast. Je reactie hieronder is dus van harte welkom.

ProTaal – Schepenstraat 86B – 3039 NM – Rotterdam – 010 – 465 77 75 – info@protaal.nl