Hun of hen?

Veel schrijvers vermijden het woord hun. Ze zijn er bang voor geworden, omdat je het h-woord ook verkeerd kunt gebruiken. Wil je weten hoe je hun goed gebruikt? En wanneer je hen gebruikt? Lees dan verder.

 

Lees meer

Wanneer gebruik je nog u?

 

Niemand sprak me aan met u toen ik in 1996 mijn eerste schrijftrainingen gaf. Meestal vroegen mijn cursisten al voor de eerste pauze hoe oud ik eigenlijk was. Ik was 23.

Twee weken geleden gaf ik een training aan een groep van 7 cursisten, allemaal nog geen 30. In de e-mails die ze me vooraf hadden gestuurd, gebruikten ze geen van allen u. Maar 3 cursisten spraken me wel de hele workshop met u aan.

 

Toen ik ze wees op het verschil tussen hoe ze schreven en hoe ze mij aanspraken, verontschuldigden ze zich voor hun opvoeding.
Het moet niet gekker worden.
Ook meteen duidelijk is: niemand hoeft meer te weten hoe oud ik ben :-).

 

Hoe zit het met de toekomst van u? In de afgelopen 20 jaar is er een duidelijke verschuiving van naar je te zien, vooral in geschreven teksten.

Lees meer

Afkortingen: lekker kort en bondig?

Afkortingen bieden uitkomst in e-mails, memo’s en rapporten. Teksten moeten namelijk kort zijn, vinden veel mensen. Op een A4’tje bij voorkeur. En ze mogen niet te veel tijd kosten om te schrijven. Afkortingen zijn lekker kort en kosten weinig tijd om te typen. Toch is het gebruik niet altijd aan te raden…

 

Het is waar dat korte woorden sneller te lezen zijn dan langere woorden. Dat is zeker van belang als je teksten schrijft die van een beeldscherm worden gelezen. Zo kun je beter een woord als ‘websiteteksten’ omschrijven als ‘teksten voor je website’. Wel langer, maar ook duidelijker (en ook sneller te lezen).

 

Afkortingen zijn toch lekker kort?

Nu lijken afkortingen misschien ook korte woorden. Je hoeft immers maar drie of vier letters te typen ‘ivm’ of ‘dmv’ of ‘ihkv’. Maar in werkelijkheid is een afkorting voor je lezer een code die hij moet ontcijferen. Waar staat die afkorting ook alweer voor?

 

Het ontcijferen van een afkorting kost een paar milliseconden als een lezer de afkorting snel herkent. Dat lijkt weinig. Toch kost het meer als je een afkorting leest die minder bekend is. Ook veel afkortingen achter elkaar vertragen het leesproces.

 

Een bijkomend nadeel is dat het gebruik van veel afkortingen gehaast overkomt op je lezer. Afkortingen kunnen je lezer het idee geven dat jij de moeite niet hebt genomen de woorden uit te schrijven. Misschien was je helemaal niet gehaast. Maar een afkorting kan dat wel met zich meebrengen. Schrijf afkortingen dus liever uit.

 

Alle woorden uitschrijven?

Moet je dan alle afkortingen uitschrijven? Nee, hoor! Een handige regel is dat je een afkorting uitschrijft als je de afkorting zou uitspreken als je het zou zeggen. Je schrijft dus ‘in plaats van’ en geen ‘ipv’, want je zegt ook geen ‘ie pee vee’. Maar je schrijft wel btw, want niemand spreekt dat uit als ‘belasting toegevoegde waarde’.

 

Dus wel:         tv, havo, mp3 en sms

Maar niet:      i.t.t., e.e.a, nl., o.i.d, m.i., a.h.w.

 

Natuurlijk zijn er ook afkortingen die in een organisatie heel gewoon zijn om te gebruiken, maar die een lezer (nog) niet kent. Dat kun je oplossen door zo’n woord één keer voluit te schrijven, en daarna de afkorting tussen haakjes te plaatsen.

Het is wel handig de term in een nieuwe paragraaf of in de conclusie wel weer uit te schrijven, om de scannende lezer te helpen. Die heeft de uitleg van de afkorting misschien gemist…

 

Mag je dan in e-mail ook geen afkortingen gebruiken? Die vraag komt standaard op als ik dit onderwerp behandel in een training. Er is natuurlijk geen ‘afkortingenpolitie’; er staat geen straf op het gebruik van afkortingen. Het gaat volgens mij dan ook niet om of je afkortingen wel of niet ‘mag’ gebruiken

 

Volgens mij gaat het erom dat je je bewust bent van je lezer. Je schrijft voor hem (of haar). Je schrijft niet voor jezelf. Een afkorting is dus vooral handig voor jezelf, als je aantekeningen maakt of in je dagboek schrijft bijvoorbeeld. Maar help je lezer! Schrijf afkortingen dus uit als je een tekst de wereld instuurt.

Wanneer schrijf je een getal in cijfers en wanneer in letters?

Wanneer schrijf je een getal in cijfers en wanneer in letters?

De regels op een rij:

In lopende zinnen schrijf je de volgende getallen voluit:

  • 1 tot 20
  • tientallen
  • honderdtallen
  • duizendtallen

Je schrijft getallen als cijfers als je schrijft over eenheden.
Eenheden zijn bijvoorbeeld kilo’s, euro’s en (centi)meters.

 

Voorbeelden

Je schrijft bijvoorbeeld:

“Ze heeft vier kinderen gekregen.”
“Tweehonderd mensen bezochten onze stand.”
“Van de dertien aanwezigen, meldden zich er drie af.”

Maar

“Ze liep 4 kilometer om thuis te komen.”
“Onze kat woog 8 kilo.”
“De lucht wordt 15 meter bovendaks uitgeblazen.”

ProTaal – Schepenstraat 86B – 3039 NM – Rotterdam – 010 – 465 77 75 – info@protaal.nl